Johan George van der Held
(1859 - 1933)
Om alle verhalen en foto's van de verschillende generaties van de familie Van der Held te lezen en te bekijken verwijs ik naar hun prachtige website
Tilly van Coevorden, De Indische Verhalentafel
Johan George van der Held
Het koffie congres te Malang
Johan George werd geboren in 1859, te Rotterdam, als zoon van de loodwitfabrikant Simon van der Held en zijn vrouw Adriana Cornelia Meevers. Johan groeide op in een 19de-eeuwse fabrikantenfamilie. Zowel zijn vader als moeder bezaten een vorm van hardheid tegenover de lagere klassen. Hoewel Simon al op 56-jarige leeftijd overleed, kreeg Johan George in zijn strenge opvoeding veel mee van de hardheid van zijn vader. Toen Simon overleden was, nam de weduwe het bedrijf over. De toen achttienjarige jongen was al klaargestoomd om het bedrijf van zijn vader later over te nemen. In 1891 deed Adriana, een aantal jaren na de dood van haar man, afstand van het bedrijf. In 1905 werd de loodwitfabriek definitief overgenomen door haar zoon Wouter Jacobus. Het bedrijfskapitaal was ongeveer 500.000 gulden. Omgerekend in huidige waarde, is dat ongeveer 6,6 miljoen euro. Na de verkoop in 1922 werd de opbrengst verdeeld over de drie zonen: Johan George, Wouter Jacobus en Simon.
Na enkele jaren ervaring opgedaan te hebben in de cacaoproductie op een Surinaamse plantage, vertrok Johan George in 1891 naar Nederlands-Indië. Hij aanvaarde een baan als administrator bij de cacao onderneming, genaamd Ngori Kembangan, te Gombong op Midden-Java.
Daar leerde hij de kneepjes van het vak als cacaoplanter. Inmiddels had zijn moeder een vrouw voor hem uitgezocht, Dorothea Anna Gertrudis Wijnmalen, genaamd Anna. Anna kwam uit een familie met veel aanzien, haar vader was directeur van de Nederlands Indische droogdokmaatschappij.
Ook was zij een nazaat van Pieter Philip Jumiaan Gerrit Quint Ondaatje (1768 – 1818). De Wijnmalens behoorden tot het Nederlands patriciaat.
Quint was de zoon van een Nederlandse dominee, gezeteld op Ceylon. Zijn vader was getrouwd met een inlandse vrouw. Ceylon was op dat moment in handen van de VOC. Op veertienjarige leeftijd verhuisde de jongeman naar Amsterdam. Na zijn studie aan het ‘Athenaeum Illustre’, de humanistische voorloper van de Amsterdamse universiteit, vertrok hij naar Utrecht om daar rechten en theologie te gaan studeren. Al tijdens zijn studie werd hij lid van het exercitiegenootschap ‘Pro-Patria et Libertate’.
Deze bewapende groep had tot doel de burgervrijheden te beschermen. Zij waren bewapend en oefenden vaak in de bossen rondom de stad Utrecht. Dit soort verenigingen waren uit patriottistische motieven opgericht, onder andere door de latere patriottenleider Joan Derk van der Capellen tot den Pol. De macht van de exercitievereniging werd steeds groter. Zij vormden een bedreiging voor de stadhoudergezinde schutterij. Ondaatje liet zijn mening gelden in pamfletten en petities, gericht aan de stadhouder. Hierin schreef hij dat de macht van de stadhouder ingeperkt moest worden en dat de burgerij meer invloed moest krijgen op bestuurlijk vlak. Mede door zijn opruiende pamfletten kwam de Utrechtse bevolking in opstand tegen het stadsbestuur.
Zij eisten meer invloed. Ondaatje greep zijn kans en nam de macht over in de stad Utrecht. Toen de rust eenmaal was teruggekeerd werd de opstandeling afgezet. Hij vluchtte naar Frankrijk, waar hij zijn vrijheidsstrijd tegen stadhouder Willem V voortzette. In Frankrijk bereidde hij zich samen met een patriottisch gezind broederschap voor op de inval die in 1795 plaatsvond. Eenmaal teruggekeerd in Nederland, inmiddels omgevormd tot de Bataafse republiek, zette de patriot zich in voor vrijheid van meningsuiting en volkssoevereiniteit. Toch verliet hij ons land weer snel, om zich in Calais te vestigen als drukker van een plaatselijke krant. In 1796 werd hij lid van een comité ter ontmanteling van de VOC. Het ging slecht met de compagnie, onder andere door de oorlog en wanbeleid van het bestuur, waardoor het faillissement zich in aftekende in 1799. Dit was voor particulieren zoals Johan George een groot voordeel. Na het wegvallen van de VOC konden handelaren en industriëlen plantages en bedrijven in Indië kopen, waar ze vanaf dat moment als zelfstandig ondernemer winst konden maken. Dat heeft vele ondernemers geen windeieren gelegd.
Anna en Johan trouwden in 1891 administratief in Rotterdam. In werkelijkheid was het een huwelijk met de handschoen, waarbij een gevolmachtigde Johan vertegenwoordigde.
Anna kwam na ondertekening van de trouwakte per stoomschip naar Batavia, waarna ze per trein naar de onderneming kwam, waar haar man werkte.
Johan had zich enorm verdiept in de cacaomaterie en schreef daarover een boek: ‘De cacao-cultuur en enige praktische wenken voor de cultuur op Java’. In 1908 kocht het stel de rubber- en cacaoplantage ‘Bodeg’, te Klaten. Hier kon hij zijn opgedane kennis toepassen. De producten werden verhandeld via ‘Handelsmaatschappij Crone’, onder andere aan ‘Van Houten Cacao’. Van de opgerichte onderneming ‘Bodeg Cacao en Caoutchouc N.V.’ bezat Johan George een groot gedeelte van de aandelen. Zijn broer Wouter Jacobus van der Held, koopman te Rotterdam, nam de commissarisrol op zich. De oogst, die grotendeels uit rubber bestond, werd verhandeld via de firma Crone. Zij zorgden voor het transport naar Nederland. De producten werden vervolgens door hen verhandeld op de beurs. Omdat het een N.V. was moest Johan George elk jaar een begroting opstellen, die goedgekeurd moest worden door een accountant.
Tot 1913 verliep alles op rolletjes. Het dividend op de aandelen was in dit jaar zelfs ruim 22 procent. Ondanks de oorlog die vanaf 1914 in Europa woedde, werden er zelfs nog behoorlijke winsten behaald. In het laatste oorlogsjaar werd hetallemaal wat minder met de handel. Daarnaast besteedden Johan en zijn vrouw nogal veel geld dat jaar.
Meester in de rechten, de heer Van Hasselt, ging meteen voor hem aan de slag. De jaarrekeningen en de contracten werden zorgvuldig doorgenomen. Daarna volgde een intensieve briefwisseling, die een paar maanden aanhield. Johan dreigde om het contract met Crone op te zeggen en met een andere handelsonderneming in zee te gaan. Crone koos toch eieren voor zijn geld en keerde het krediet alsnog uit. De lading werd daarna verscheept en de lening werd na aankomst van de goederen terugbetaald. De rust keerde terug op Bodeg.
Johan George was een uiterst norse, driftige en zuinige man. Niet alleen voor zijn zonen, George en Wouter was hij een strenge vader, maar vooral voor zijn werknemers was hij afstandelijk en onvriendelijk. Door zijn zuinigheid betaalde hij zijn koelies en bedienden veel te weinig loon. Hij vond dat de arbeidersklasse, helemaal de inlandse, het met een minimumsalaris moesten doen. Te veel salaris gaf alleen maar onrust en verwenning, vond hij. Er moest een groot verschil zijn tussen de klassen. De emancipatie van de arbeidersklasse en de rechten van de vrouw, vond hij maar niets. Door zijn koppigheid ontstond er in 1910 een koelieopstand onder andere op zijn onderneming.
Anna was gewend om flink geld uit te geven. Ook hadden zij op hun reis naar Holland 5000 gulden uit de kas genomen, om te besteden in het moederland. Dit was echter niet gemeld en daarmee ook niet in de begroting opgenomen. Toen de accountant de eindrekening van dat jaar opmaakte, kwam hij er achter dat er veel geld ontbrak. Bovendien was er een lening aangevraagd van 8300 gulden, door de firma Crone, als garantstelling voor een scheepslading cacao en rubber, die van Batavia naar Rotterdam verscheept werd.
Het schip is wel aangekomen, maar de lading ontbrak. Waarschijnlijk heeft Johan de goederen nooit ingescheept. Crone, de directeur van de firma, wilde na het inzien van de jaarrekening geen lening geven aan de firma Bodeg. Crone was erg bang dat door het wanbeleid van Johan George, de aandelen flink in koers zouden dalen. Bij de terugkeer uit Holland kreeg Johan de kwade brieven van Crone te zien. Direct begaf hij zich naar het kantoor van Crone in Samarang. Er ontstond een enorme ruzie tussen beide directeuren.
Johan kon zich niet meer inhouden. Hij begon te schelden en te vloeken en dreigde dat er een advocaat ingeschakeld zou worden, omdat Crone zich niet aan het contract had gehouden. Bovendien accepteerde Johan George het niet, dat hij werd beschuldigd van wanbeleid. Blind van woede keerde hij terug op Bodeg, waar hij meteen in de pen klom om een advocaat in te schakelen.
Adriana Cornelia Meevers
Quint Ondaatje
Trouwakte Anna en Johan
Het pasgetrouwde stel
In de vroege ochtend van de 23ste maart kwam er een afvaardiging van koelies naar de woning van Johan George. Johan kwam geschrokken naar buiten en vroeg wat er gaande was. "Wij eisen loonsverhoging en betere woningen!", riepen de inlandse mannen. "Scheer je weg," schreeuwde Johan. "Als je niet wilt werken, ontsla ik jullie!" Hij blufte, want hij wist dat hij koelies van de vorstenlanden niet kon ontslaan. Zij waren verbonden aan de landerijen. e mannen bleven uren zwijgzaam voor de witte woning van de plantagehouder zitten.
Johan vertrok intussen per koets naar Bajolili, om de resident te informeren. Niet wetend, dat een groep opstandige koelies ook richting de residend was vertrokken. Eenmaal in Bajolili aangekomen werd hij verrast door de opstandelingen. Ze schreeuwden en dreigden! Johan werd binnengelaten in de goed bewaakte residentwoning en deed zijn verhaal.
De resident besloot een onderzoek in te stellen en voor de zekerheid de 'Mantri' politie (inlandse politiefunctionarissen) naar de plantages te sturen. De veiligheid van de plantagebezitters moest wel worden gegarandeerd. Johan George vertrok, in de hoop dat de koelies weer aan het werk zouden gaan. Op een klein deel na, was dat niet het geval. Na negen dagen werkonderbreking was het onderzoek van de resident afgerond. De koelies werden volgens hem voldoende betaald en de huizen waren van dien aard dat er niets aan gedaan hoefde te worden.Enkele koelies en bedienden werden opgepakt door de politie, omdat ze gestolen hadden van de onderneming. De koelies gingen weer aan het werk. Er was niets veranderd. Johan George kon zijn geld in zijn portefeuille houden. Hohan was inmiddels een deskundige op het gebied van cacaoproductie.
Het kasboek uit 1914 van Bodeg
Jaarlijks bezocht hij met vele andere planters het zogenaamde 'Koffiecongres' te Malang. Zijn deskundigheid werd door velen zeer gewaardeerd. Jaarlijks mocht hij een lezing houden of was betrokken bij discussies over het op de 'juiste' manier verbouwen van cacaoplanten.
Daarbij kwam hij regelmatig in aanvaring met andere planters. Van der Held was nogal overtuigd van zichzelf en dat irriteerde de andere plantagebezitters. Johan hield een lezing over de Strickland methode.
'Cacao moet minstens twaalf dagen drogen', betoogde Van der Held. 'Hierbij moeten de producten naar tenminste drie verschillende droogkamers gebracht worden. Het is van belang dat het drogingsproces in houten, afgedekte verrijdbare kisten plaatsvindt. Ook moeten bakken van boven naar beneden geplaatst worden, zodat gelijkmatige droging kan plaatsvinden. Op deze manier ontstaat een droge cacao, die graag afgenomen wordt door de fabrikanten. Hiermee verkrijgt men ook een hogere prijs voor de producten.' Na zijn betoog krijg hij een staande ovatie van het publiek. Dit was waar hij voor gekomen was. Na zijn lezing was de heer Zenthner aan de beurt voor een lezing over ziekten bij cacaoboompjes. Van der Held viel de onzekere man meteen in de rede.
'Heeft u wel eens geprobeerd, om kanker bij boompjes te bestrijden via 'ringen' in plaats van kappen, wat u eerder suggereerde? Heeft u wel eens kunstmest gebruikt?' Van der Helds overtuigende manier van praten maakte de man nog onzekerder. Johan stelde voor om een proefstation in te stellen, om aan te tonen dat hij gelijk had. De heer Zenther gaf hem het voordeel van de twijfel.
Het voorstel werd door de leden van het congres aangenomen. Na het citeren van enkele passages uit zijn boek, vond Johan George het welletjes en ging weer op zijn stoel zitten. Het was een overweldigend succes, vond hij. Daarom besloot hij het congres voortaan jaarlijks te bezoeken. Ook ontmoette hij daar handelaren, zodat de producten van de plantages bij meerdere afnemers konden worden afgezet. De winsten van zijn onderneming liepen enorm op. Johan werd een man die je nodig had. Bedrijven wilden hem als adviseur, niet alleen voor wat betreft de landbouwmethoden, maar ook vanwege zijn financiële inzichten.
In 1916 werd de planter opnieuw aangeklaagd. Het waren deze keer niet de koelies, maar de boeren van de vorstenlanden, die een klacht hadden ingediend bij de resident. De landerijen waren in 1908 gekocht van de inheemse vorst. De vorstenlanden op Java waren feodale landbouwgronden, waarbij de boeren het land pachtten van de feodale grondbezitter. De pacht werd betaald door een deel van de oogst af te staan aan de vorst. De boeren moesten herendiensten verlenen aan de heer.
De resident, de assistent resident en een rijksbestuurder onderzochten de klachten. De onderneming 'Bodeg' was op dat moment een zogenaamde 'kruidenierswinkel' wat wil zeggen dat er meerdere gewassen werden verbouwd, zoals koffie, cacao, tabak, kapok, rubber, suikerriet en peper. In de aanklacht stond onder meerd dat de heer Van der Held zich enige vrijheden had toegemeten die voortkwamen uit de voormalige feodale structuren.
De boeren maakten er bijvoorbeeld een punt van dat zij mest moesten leveren aan het bedrijf. Zij meenden ook dat zij recht hadden om hun koeien te laten grazen op de landerijen van de onderneming. Dat stond Johan George niet toe. Hij vertelde dat het bedrijf verlies leed, waardoor het niet mogelijk was om de boeren tegemoet te komen.
De onderzoekscommissie vond dat de boeren gelijk hadden voor wat betreft de levering van de mest. Deze levering aan de heer werd niet beschreven in de voormalig feodale contracten. 'Bodeg' ging hiermee onmiddellijk akkoord. In ruil daarvoor mochten de boeren hun vee niet meer laten grazen op de landerijen van de onderneming. Tevens mochten zij geen veevoeder, in de vorm van suikerriet, meer snijden. Dit was natuurlijk een enorme teleurstelling voor de boeren. Ook de levering van herendiensten aan de planter moesten worden hersteld. De commissie vond dat de heer Van der Held volledig in zijn recht stond. De klachten werden dan ook ongegrond verklaard. Johan kon werdrom opgelucht ademhalen. Dat de boeren hierdoor nog verder in armoede verzoandden, deerde hem niet. Door deze strenge en gierige houding oogstte hij veel lof bij andere ondernemingen op Java.
Regelmatig werd hij daarom in advertenties van andere bedrijven genoemd om producten of diensten aan te bevelen. Hij werd het voorbeeld van een koloniaal ondernemer.
In 1925 vond Johan het welletjes. Ruim voor het uitbreken van de wereldcrisis verkocht hij zijn 'Bodeg' voor een aanzienlijk bedrag. Het stel keerde met een groot fortuin terug naar Nederland en vestigde zich in Den Haag.
Johan beveelt aan
De locomotief 1912
Jardin d'Alsace Lorraine 8, Nice
Johan kon echter niet stilzitten en kocht een woning in Wiesbaden. Wiesbaden was een kuuroord, waar welgestelden en renteniers hun vertier zochten. Anna had het daar niet zo naar haar zin. Ze was de tropenhitte gewend en wilde graag naar een warmer oord. Ze kochten daarom een huis in Nice, een in die tijd mondaine badplaats, waar vele beroemdheden in die tijd vertoefden. Het Engelse koningshuis en eerder de Tsaar van Rusland vonden daar hun vertier. Johan en Anna genoten van de rijkdom en de luxe.
Helaas hebben ze er niet lang meer van kunnen genieten. Anna kreeg last van bloedingen vanuit de ingewanden. De artsen hebben er van alles aan gedaan om haar in leven te houden, maar het mocht niet meer baten. Anna overleed op 16 oktober 1932.
Johan George liet het leven een jaar later, in 1933. Hij kon, ondanks dat zij beiden erg afstandelijke karakters hadden, niet zonder haar leven. Ze lieten voor hun zonen George en Wouter een behoorlijk vermogen na.
Akte van overlijden van Johan George in 1933
Overlijdensadvertentie van Anna
Stoomschip ‘De Bromo’ waarmee Anna in 1891 naar Batavia voer.
Johan George en Anna genietend van hun laatste jaren
Copyright © All rights reserved Bart van der Held
De inhoud van deze pagina mag niet gereproduceerd of gekopieerd worden, zonder de schriftelijke toestemming van de familie van der Held
COPYRIGHT
Deze website is het geestelijk eigendom van
de Stichting Nederlands-Indië & de Indische Verhalentafel
De inhoud van deze website mag niet gereproduceerd of gekopieerd worden, zonder de schriftelijke toestemming van de Stichting Nederlands-Indië.
Copyright © All rights reserved Stichting Nederlands-Indië
&
De Indische Verhalentafel