Het verhaal van mijn ouders
William Robinson en Christiene Hagenstein
Momenteel is de onafhankelijkheid, de dekolonisatie oorlog (1945-1950) van Nederland in Indonesië zeer actueel.
Helaas ontstaat er nu een scheef beeld want de KNIL (Koninklijk Nederlands-Indisch Leger) militairen worden beticht van oorlogsmisdaden. Het is begrijpelijk dat dit een echte klap in het gezicht is van vele ex-KNIL-militairen en veteranen. Ten slotte deed niet iedereen hieraan mee. De vrijwilligers en de dienstplichtigen werden in opdracht van de toenmalige Nederlandse regering uitgezonden, om Indonesië na de Japanse bezetting weer onder Nederlands gezag te krijgen, waarbij in vele gevallen geweld niet werd geschuwd.
Helaas moest mijn vader daar ook gehoor aangeven, in de vele gesprekken die ik met hem voerde, toen hij nog leefde, gaf hij aan dat hij gelukkig niet aan deze verschrikkelijke praktijken hoefde deel te nemen; hij was radio telegrafist. "Het verhaal van mijn ouders" geeft een beeld hoe mijn ouders na de oorlog hebben doorgebracht na hun gedwongen vertrek uit Indonesië in 1958, met mij als tweejarige jongen. Dit verhaal is terug te vinden in het boek wat we hebben uitgebracht, "Waar komen opa en oma vandaan" en sinds deze week ook in beknopte vorm op "de Indische verhalen tafel"
Edward Robinson, februari 2022
Het verhaal van mijn ouders William (Wim) Robinson en Christiene Robinson-Hagenstein.
Mijn ouders zijn van de 1e generatie Robinson. Vader is geboren 20-8-1920 te Tulungagung, overleden 12-9-1996 te Hilversum.
Moeder Christiene Robinson geboren te Madioen 10-10-1923 overleden 7-12-2000 te Hilversum.
Mijn ouders en ik hebben Indonesië in 1958 uit lijfsbehoud (moeten) verlaten, om in Nederland een nieuw bestaan en toekomst op te bouwen.
Mijn vader is de zoon van opa Wales Robinson uit Tulunagung 23-3-1885 en oma Rebecca Robinson.
Overgrootvader is volbloed Engelsman Thomas Alexander Robinson uit Wales, en Chinese vrouw Sani Gwik, ook wel oma Tjang genoemd.
Mijn vader komt uit een groot gezin van 9 kinderen, opgegroeid in het grote huis van Opa in Malang.
Mijn vader heeft in het KNIL gediend in de periode 22-12-1941 tot 16-2-1948.
Vader is krijgsgevangene geweest in de Japanse kampen, waar hij niet ontkwam aan de wrede martelpraktijken van de Jap, en werd later ook te werk gesteld aan de beruchte Birma spoorweg, en heeft alle ontberingen overleefd.
De oorlog heeft mijn vader na alles wat hij heeft meegemaakt, gevormd en mentaal hard gemaakt, het heeft diepe sporen achter gelaten, wat zijn weerslag gaf op zijn gezin en zijn sociaal leven in Nederland tot aan zijn overlijden in 1996.
In november 1958 zijn mijn ouders met mij vertrokken(uit lijfsbehoud) naar Nederland. Vanuit Tanjung Priok, dit is het noordelijke havendeel van Jakarta. Met het Italiaanse vrachtschip Esperia, via het Suezkanaal, Middellandse Zee, met als bestemming de Italiaanse havenstad Genua.
Vanuit Genua zijn wij evenals vele andere repatrianten met de trein vertrokken naar Nederland, station Arnhem.
Eenmaal opgevangen in Arnhem zijn wij voor de eerste opvang met bussen naar legerkamp Budel (Brabant) vervoerd.
Dit was in de koude winter van december 1958. Na een korte opvang periode werden de gezinnen verdeeld over Nederland, in zo geheten contract pensions.
Mijn ouders en ik kwamen uiteindelijk terecht in een contract pension in Hilversum.
Een nieuw land, een nieuwe toekomst, een aantal jaren net als vele andere gezinnen op een kamertje van 3 meter bij 3 meter in een contract pension, was niet wat mijn ouders er zich van hebben voorgesteld. Behandeld als tweede rang burgers, financieel en sociaal arm en afhankelijk, de teleurstelling was groot. Uitzicht op zelfstandige woonruimte was er voorlopig niet, boos en gefrustreerd werd uiteindelijk besloten om naar Amerika te emigreren, totdat op het laatste moment woonruimte werd aangeboden in Hilversum met uitzicht op de prachtige hei.
De jaren 60 waren niet makkelijk voor mijn ouders, het overlijden van mijn jongere broertje Stephen, heeft veel leed achter gelaten.
Net als vele andere repatrianten moesten mijn ouders helemaal opnieuw beginnen, een daling in status, financiële en sociale afhankelijkheid maakte hen erg kwetsbaar.
In 1964 werd mijn zusje Grace geboren, vader ging naar de Rijks vakschool in Utrecht voor een (verplichte) omscholing cursus, waarna hij kort daarna een baan vond als machine bankwerker.
Moeder werd via maatschappelijk werk geleerd, hoe de Hollandse keuken eruit zag "hoe maak je o.a. snert en hutspot".
Wanneer het financieel uitkwam, werden eraf en toe ter verkenning bezoekjes gebracht aan grote steden zoals Amsterdam en Utrecht, een sociaal netwerk hadden ze niet, ze moesten het zelf maar uitzoeken, ze kenden niemand hier in Nederland.
Terugbetaling aan de overheid van de kosten van de overtocht naar Nederland, zorg en voorschot op de zak en kleedgeld regeling, welke mijn ouders tot op de laatste cent terug moesten betalen, drukte als een zware last op het schamele inkomen van mijn ouders.
Hoe zwaar ze het ook hadden, ze zwegen, ik heb ze er nooit over horen klagen.....
COPYRIGHT
Deze website is het geestelijk eigendom van
de Stichting Nederlands-Indië.
De inhoud van deze website mag niet gereproduceerd of gekopieerd worden, zonder de schriftelijke toestemming van de Stichting Nederlands-Indië.
Copyright © All rights reserved Stichting Nederlands-Indië
&
De Indische Verhalentafel