De Pentalogie (5 delen)

van het leven van George van de Held.

Onder aan de pagina kunt u telkens doorklikken naar het volgende deel.

Voor het verhaal van zijn vader

Johan George van der Held klik hier

voor het verhaal van zijn zoon Simon klik hier

George van der Held (1892-1952)

De Manit 

In 1935 verlieten George, Netty, Ino, Sim en Boet de suikeronderneming, Soemberdadi. Na vijftien prachtige jaren op Java, was er door ziekte van George een gedwongen repatriëring naar Holland. George had nog graag willen blijven, maar de tropenjaren hadden hun tol geëist.

De bootreis van Batavia naar Amsterdam duurde bijna vier weken. George hield niet van varen. Netty en de kinderen wel. Netty genoot zichtbaar van de mannelijke aandacht voor haar, op het schip. Haar dure mantelpakjes en opmaak, maakten haar een aantrekkelijke vrouw. Haar charmes waren ongekend. De diners dansant waren aan haar zeer besteed. George werd er niet heet of koud van. Hij wist dat Netty niet zonder hem kon. Zijn gedachten gingen al lang uit naar zijn zakelijke plannen in Holland. Ze moesten helemaal opnieuw beginnen. De meubels en het Fordje waren verkocht. Alleen de waardevolle spullen met een emotionele waarde uit Indië, waren ingescheept. Zoals het Djokja zilver, de rotan meubeltjes, de sieraden en de geërfde attributen van vader Johan George en moeder Anna. Het kapitaal dat Johan George had opgebouwd met zijn onderneming ‘Bodeg Cacao’ en het pensioen wat hij kreeg van de Handelsvereniging Amsterdam waren ruim voldoende om enkele huizen in Amersfoort te laten bouwen en eventueel te verhuren.

Deze investering zou hem een goed inkomen verschaffen. Daarnaast wilde hij heel graag een reisbureau oprichten, voor verlofgangers uit Indië. Hij wilde zijn reiservaring gebruiken om leuke reizen per vliegtuig, bus of verhuurauto te organiseren. Op deze manier bleef zijn kapitaal waardevast en konden de kinderen een zekere toekomst tegemoet gaan. George begon te glunderen bij de gedachte dat hij een gouden toekomst tegemoet ging. Zijn gedachten dwaalden verder af naar een op te richten zweefvliegvereniging. De opzet voor zo’n vereniging had hij samen met enkele collega’s op de onderneming eerder ook in gang gezet. Helaas kon dat niet doorgaan door zijn ziekte. Nu moet het er toch echt van komen, dacht hij, terwijl de slaap hem overviel in zijn comfortabele ligstoel op het dek van het schip. Stilletjes kwam Ino naast hem zitten. “Pap, naar welke school ga ik als we in Nederland zijn?” George schrok van deze onverwachte vraag. “Het is de bedoeling dat je naar de hbs in Amersfoort gaat. Je wilt toch later naar Delft?” “Jazeker pappie!” “Je hebt een goede lagere schoolopleiding gehad op de onderneming en ik heb het volste vertrouwen in je dat dit je gaat lukken.” Ino keek trots voor zich uit en genoot van het vertrouwen. Beiden zwegen na het korte gesprek. George ging verder met mijmeren over het zweefvliegen. Hij wilde zo graag ook houten vliegtuigen bouwen. Hij had toch genoeg kennis! Met zijn kennis en kapitaal zat er misschien wel een handeltje in.

Eind december kwam de boot in Amsterdam aan. De bagage van de familie werd uitgeladen en per vrachtwagen naar het tijdelijke onderkomen aan de Hondecoeterstraat gebracht. Het was het huis van de ouders van Netty. De Tjalkens waren oorspronkelijk afkomstig uit Friesland. Vader Tjalke, was een gepensioneerd hoofdonderwijzer. Het was een vriendelijke en gastvrije man, evenals zijn vrouw Sara. George vond het eigenlijk niets om in zo’n kleine woning te bivakkeren. De kinderen en Netty waren blij om bij de familie te zijn. Het was een gure decemberdag bij de aankomst. Veel te koud voor de tropengangers.  

Na de kerstdagen zocht George zijn oude vrienden uit Indië, Johannes van Dam en Jonkheer Jan Willem Barchman Wuytiers op. Ze spraken af bij Jan Willem, aan de Zandweg te Oudenrijn. De jonkheer was de laatste telg van de adellijke familie. Zijn vader was tot 1912 burgemeester geweest van Amersfoort. Naar hem was de straat nabij het stationsplein vernoemd. Tot de dood van zijn vader in 1922, woonden zij in huize Voorn, dat uiteindelijk in 1952 verkocht werd. Hiermee was een einde gekomen aan een eeuwenoud geslacht.

De mannen kwamen niet zomaar bij elkaar. George nam het voortouw. “Beste heren,” sprak hij op voorname toon. ”ik wil een ton investeren in een reisbureau voor verlofgangers uit Indië. Als we het op de juiste manier aanpakken, kan het een zeer rendabele onderneming worden. Ik weet dat jullie zoeken naar een investering en ik kan garanderen dat het een goudmijntje wordt.” De andere heren keken bedenkelijk. Ze hadden aan alles gedacht, behalve aan een reisbureau. “Bovendien wil ik een Ford garage aan de Barchman Wuytierslaan kopen. Van daaruit starten we een autoverhuurbedrijf op, waarmee de verlofgangers een vervoermiddel hebben, om onze vakantiebestemmingen te bereiken. Geen gezeur met bussen, daar houden de verlofgangers niet van.” “Je weet het allemaal wel heel zeker, hè George?”, vroeg Van Dam aarzelend. Tegen George ging je niet graag in. Hij kon ineens zeer onaangenaam boos worden. Tegenspraak was bijna niet mogelijk.

Barchman nam een slok van zijn koffie, slikte en zei: “George, ik zie er wel wat in! Werk je plannen uit en zeg ons wat we moeten ophoesten.” Johannes kon niet anders dan bevestigend knikken. Hij trok bleek weg. George had de buit binnen en vertrok met een glimlach op zijn lippen, iets wat niet vaak gebeurde.

Nelly en George met hun Ford Eifel

Met het huur Fordje vertrok hij naar Amersfoort. Onmiddellijk ging hij een bod uitbrengen op de garage. De andere heren hoefden dit niet te weten, dacht hij. Eenmaal bij de garage aangekomen werd er niet alleen een bod op de garage uitgebracht, waarmee de eigenaar akkoord ging. Bovendien kocht hij er een auto, een Ford Eifel. Netty zal het geweldig vinden, zo’n cabriolet, dacht hij. De garage had een showroom voor Fordmodellen en nog handiger, een enorme werkplaats om de huurauto’s te onderhouden. Een voordeel van de Ford Licentie was, dat de auto’s voor inkoopprijs aangeschaft konden worden. Opnieuw een geniaal idee, vond George.

Eenmaal thuisgekomen, besprak hij het met Netty. Ze vond het allemaal best en luisterde maar half naar het verhaal van George. Hij doet toch alleen wat ie zelf wil, dacht ze. Tegenspreken heeft geen zin. Hij zal het wel weten. Alleen de aanschaf van de Ford Eifel sprak haar aan. Ze zag zich al zitten in het sportieve karretje.

In januari schreef hij zich in bij de Kamer van Koophandel te Amersfoort. Nadat een enorme papierwinkel was afgehandeld, werd de opstart van de onderneming toegekend onder de naam: Maatschappij voor Nationaal en Internationaal Toerisme, afgekort MANIT. George vond de afkorting lekker Indisch klinken! George investeerde honderdduizend gulden in de zaak. De andere heren elk dertig duizend gulden. Jan Willem en Johannes werden commissaris van de N.V., George de directeur.

Op papier was de zaak nu beklonken. De uitvoering moest nog even op zich laten wachten. Eerst moesten er nog enkele andere investeringen, waaronder de bouw van enkele te verhuren woningen, worden gedaan. Ook moest er een kantoor en een woning voor worden gebouwd. Hiervoor waren de eerste gesprekken met een bouwondernemer al gevoerd.

Voordat het huis aan de Borgesiuslaan klaar was, verhuisde de familie naar de Dillenburglaan, te Amersfoort. Een riante twee onder één kap woning. Een bevrijding, na maanden ‘opgehokt’ te hebben gezeten bij de Tjalkens. Het huis werd ingericht met volledig nieuw gekochte designmeubelen, aangevuld met de op de boot meegenomen Indische stoeltjes en kasten. Er was een verhuiswagen nodig, om de inventaris over te brengen van de opslag, naar het huis. George zat na de verhuizing uit te puffen in zijn lederen Artifort stoel. Een stoel waarin alleen hij mocht zitten. Netty en de kinderen waagden het niet om ook maar in de buurt van de stoel te komen. Vriendjes van de kinderen werden vooraf ingelicht, beter niet in de stoel te gaan zitten. George zou uit zijn slof schieten als hij het zag. Het heiligdom werd bij zijn afwezigheid niet aangeroerd.

Sim en Boet werden aangemeld bij de openbare lagere school. Sim hield niet van school. Hij was gewend aan de privéjuffen in Indië. Daar had hij geen last van pestende en schreeuwende kinderen. Als de juf niet aardig was, kwam er een nieuwe. Hier had hij te maken met een strenge, in zijn ogen, oude dame. Sim werd regelmatig in de hoek gezet door juffrouw ‘Mankepoot’, zoals hij haar noemde. Zijn cijfers waren goed, maar de propjes vlogen regelmatig door de klas. Sim en Boet kregen veel speelgoed van George. Samen met hun vader legden ze op zolder een spoorbaan aan met in elkaar gelijmde modelbouwhuisjes. De ‘oude man’ hield er zelf ook van om met de jongens te knutselen en te spelen. De modelspoorbaan was zijn lust en zijn leven. Op verjaardagen werden de kinderen enorm verwend. Ze waren de vrijheid in Indië gewend en dat verlies moest gecompenseerd worden met een overvloed aan speelgoed, vond hij.

De aanschaf van een herder pup was helemaal het einde voor de jongens. Het was heerlijk om met het knuffelige dier met grote zachte poten te spelen.

Ino, de oudste van de drie, ging naar de hbs. Ino was slim, maar was uiterst lui. Aan leren had hij een broertje dood. Ook hij had moeite met de strengheid van de leraren op school. Regelmatig moest hij bij het hoofd der school verschijnen, wegens wangedrag. Ook zijn cijfers waren niet om over naar huis te schrijven. Ino had het niet naar de zin in Nederland. Ook hij was de vrijheid in Indië te lang gewend geweest. Hij wilde, net als zijn vader, technisch ingenieur worden. De algemene vakken op school vond hij vrij zinloos. Thuis, met het gezin en de hond, was het fijn. Ino was een stille en afstandelijke jongen. Je kwam niet snel bij hem in de buurt. Alleen zijn vader was in staat om wat dichter bij hem te komen.

In het midden van de huiskamer stond een zwarte babyvleugel, zoals de familie het muziekinstrument noemde. Eén keer per week kwam de pianoleraar op bezoek. De drie jongens kregen les. De chagrijnige oude man kon het niet waarderen dat de heren niet oefenden. Sim en Ino hadden er ook helemaal geen zin in. Boet had talent, maar wilde zelf op de toetsen rammen. Geen klassiek, maar jazz! Ook George hield van jazz. Er werd een enorme kast met een radio en platenspeler aangeschaft. Regelmatig schalden de Amerikaanse jazzmuzikanten door de kamer. Boet luisterde en kon het daarna feilloos naspelen. Sim en Ino gaven het op na een jaar. De leraar werd ontboden en naar huis gestuurd. De kinderen juichten! Netty was boos, George lachte er om. “Je maakt watjes van ze George”, zei Netty geïrriteerd. De inmiddels grijs geworden vader zweeg.

Eind 1936 was het huis aan de Borgesiuslaan af. Het was een twee onder één kap woning, maar de twee woningen behoorden beiden aan de familie toe. De linker woning was het privégedeelte van het gezin, het rechter gedeelte was voor het kantoor van de MANIT bestemd. Bovendien konden de kinderen op de zolder van het kantoor hun treinspoor aanleggen. Tussen de twee woningen zaten deuren, waardoor het als het ware één huis werd. In de tuin van het huis werd een miniatuurhaven aangelegd, met door George zelfgemaakte speelgoed zeilboten, waarmee de drie jongens naar hartenlust konden spelen. Een echte zeilboot ontbrak niet. Sim kreeg op zijn verjaardag dat jaar een houten zeilboot. Op de Loosdrechtse plassen kon hij ermee varen. Vooral Ino en Sim waren er veel mee op pad. Pappie en mammie brachten de jongens met de Eifel naar de plas. Netty bleef in een ligstoel toekijken of er niets gebeurde. George had altijd wat anders te doen en haalde het gezin later weer op. De man kon nooit stilzitten.

In januari 1937 was de start van de MANIT een feit. George was veel op pad geweest om de reizen voor te bereiden. Met zijn sportieve karretje snorde hij door heel Europa om hotels vast te leggen en om autoroutes in kaart te brengen. De huurauto’s, allemaal Fordjes, waren inmiddels besteld en gereedgemaakt voor verhuur.

Ook waren er twee dames aangesteld: Trijntje en Annie. Mejuffrouw Trijntje was van middelbare leeftijd en had tot taak de administratie van het reisbureau te doen en de telefoon op te nemen.

Ze was aangenomen door George, op voorwaarde dat ze haar talen sprak. De beheersing van het Maleis was een voorwaarde geweest bij de sollicitatie, in verband met de Indische reisgezelschappen. Ze nam de telefoon op en voorzag de klanten van informatie. Trijntje was zeer gedienstig en kon het goed met iedereen vinden. Annie was in dienst genomen voor de huishouding en de kinderzorg. Het werd Netty allemaal te veel.

Advertentie van de Manit

“Ik ben niet met je getrouwd om je dienstmeid te zijn George!” zei ze regelmatig. Haar luie en bevelerige aard, dwongen haar tot niks doen. Daarom kwam Annie. Annie was jong en dol op de kinderen. Koken was niet haar talent, volgens het gezin. Ze kon geen Indisch koken en de familie hield niet van de Hollandse pot. Het kon Annie niets schelen.

Ze was niet op haar mondje gevallen en sneerde zo af en toe richting Netty. Ze konden het niet zo met elkaar vinden, maar Annie ging stug door. George en de kinderen waren dol op haar. Op zondag kookte pappie. Altijd nasi goreng met saté van de houtskoolgrill. Vele gasten werden eerst op de proef gesteld door George, door de nasiproef te ondergaan. Bij gasten werd er extra pedis gekookt, louter om te kijken hoe ze reageerden. Velen doorstonden het, met tranen in de ogen. Het zweet de meesten op het voorhoofd. De mannen genoten van deze voorvallen. Gasten werden altijd door George verwelkomd. Strak in het pak en altijd met de uitspraak: “Mijn naam is Van der Held, zonder geld.” Hij speelde altijd ‘de zielige Chinees’. De kinderen hebben altijd gedacht dat er geen geld was. Ze geloofden hun vader. Ook Annie doorstond de nasiproef. Ze mocht blijven.

Jan Willem en Johannes vonden het maar niets dat het kantoor van de MANIT bij het privégedeelte van het huis zat. “George,” zei Jan Willem op voorzichtige toon, “is het niet verstandig om de zaak te verplaatsen naar een ander pand? Johannes en ik vinden het nogal vervelend dat de kinderen steeds rondlopen in het kantoor.” George zei niets, keek streng en wachtte af. Hij bood de mannen koffie aan en ging over tot de orde van de dag. Geen week later had hij een pand gekocht, ook aan de Borgesiuslaan. Een prachtig huis met een rieten kap. De vennoten waren verbaasd door het snelle handelen van George en waren tevreden met het resultaat. De MANIT verhuisde naar de overkant. Niemand had nog last van de kinderen.

Het reisbureau begon goed te lopen. Vele Indische verlofgangers maakten gebruik van de relaxte reizen per huurauto door Europa. Ook busreizen werden aangeboden, maar die werden meer geconsumeerd door de Nederlandse klanten. Reizen naar de Ardennen, Parijs, het Zwarte Woud, Beieren en Tirol. De prijzen schommelden zo tussen de veertig en honderd gulden, voor ongeveer zeven tot tien dagen met de bus, en overnachtingen in een hotel. Deze reizen waren alleen voorbestemd voor de rijkeren in ons land. Voor de Indische Nederlanders was het geen probleem. Daar zat genoeg geld. Het was rendabel om in de koloniën te wonen. Ook werden er culturele reizen aangeboden voor kleine gezelschappen. Vaak vergezeld door kunsthistorici. Florence was een gewilde bestemming.

De Manit organiseerde ook kunstreizen 

In 1939 leek het even mis te gaan. George leegde de brievenbus en zag tot zijn verbazing dat er een brief bij de post zat, waarin stond dat er bezwaar was aangetekend door een ander bedrijf, tegen de naam van de MANIT. Onmiddellijk belde hij met zijn notaris met de opdracht om een gerechtelijke procedure op te starten. Na maanden van gesteggel besloot de rechter dat de naam terecht was gegeven en origineel was. De MANIT was voorlopig gered.

George werd steeds somberder. De situatie in de wereld om ons heen leek er niet goed uit te zien. Hitler was op oorlogspad. Velen hadden gedacht dat Nederland wel neutraal zou blijven, net als in de Eerste Wereldoorlog.

George was een groot voorstander van een sterk leger. Woedend was hij op de regering, die pleitte voor ontwapening. “Ik heb het jaren  geleden al gezegd,” sprak hij op norse toon tegen zijn vrienden Johannus en Jan Willem, “Nederland moet bewapenen. Zowel in Nederland als in Indië.” Hij werd rood van woede en begon te schreeuwen. De andere mannen durfden er niets tegen in te brengen. “Als militair adviseur is er nooit naar me geluisterd! Ze verdommen het gewoon! Altijd maar bezuinigen. Maar wat kost het als we bezet worden?” George is naast zijn werk, jarenlang beroepsofficier geweest bij de Grenadier en Jagers en bij het KNIL. Hij vond dat hij het kon weten. “Die rooien hebben het voor ons verknald!” De mannen dropen af. George bleef ontdaan achter. Netty bemoeide zich er niet mee. Hij trok zich terug naar de zolder, waar de spoorbaan lag.

In mei 1940 kreeg hij gelijk. De Duitsers vielen ons land binnen. George verdween plotseling. Niemand wist waar hij was. Netty klom naar de zolder en zag het. De kist was leeg. Zijn sabel en uniform waren weg.

Twee dagen na de capitulatie kwam hij terug en stortte zich in zijn stoel. Stinkende kleding, smerige kop. Hij vloekte en tierde. “Ze kunnen ook niets!” “Pappie, pappie!”, schreeuwden de jongens, “Waar was je nu?” De familie was net terug uit Amsterdam. De Amersfoortse bevolking was geëvacueerd geweest tijdens de meidagen. Hij zweeg en keek recht voor zich uit. Zijn donkere ogen priemden door alles en iedereen heen.

De volgende dag kwam Jan Willem langs. Hij was terneergeslagen en maakte een moedeloze indruk. “George,” stotterde hij, “ik heb slecht nieuws. Johannes, de verrader, is er met een groot deel van het geld vandoor! De MANIT is ten dode opgeschreven. Bovendien zijn onze huurauto’s gestolen. Het leger heeft ze gevorderd of huurders zijn ermee vandoor gegaan.” Wat kon George nog uitbrengen. Alles was verloren. Weer zweeg hij.

In 1941 werd De MANIT opgeheven. Johannes hebben ze nooit meer gezien, de auto’s en het geld ook niet.

Het embleem van de Manit

Copyright © All rights reserved Bart van der Held

De inhoud van deze pagina mag niet gereproduceerd of gekopieerd worden, zonder de schriftelijke toestemming van de familie van der Held